HSP

HSP

donderdag 21 april 2016

Kort Verhaal - Hoe de Maan aan haar naam kwam

Vrijdag 22-4-2016 is het volle maan. Een nogal heftige periode voor HSP. Ik besloot een verhaaltje te schrijven met veel fantasie en overdrijvingskunst, over de maan....

Heel heel lang geleden toen er nog geen mensen bestonden, dus echt al heel lang geleden woonden er drie gemene elfen in een bos hier heel heel heel ver vandaan. Die elfen plaagden de dieren in het bos en ze waren niet erg geliefd. Niet alleen omdat ze plaagden, maar ook omdat ze hele vieze en stomme dingen deden. De ene peuterde in zijn neus en veegde het dan af aan degene die naast hem stond, de andere liet scheetjes terwijl de dieren zaten te eten en de laatste…ja daar zullen we het maar niet over hebben. In ieder geval; iedereen bleef zo veel mogelijk uit hun buurt. De kabouters, gnomen, lieve elfen en trollen werden door de dieren geholpen met het zoeken naar eten, maar daar konden deze plaag-elfen wel naar fluiten. Ze waren wel wat eenzaam, die elfen. En ze hadden ook best vaak geen eten.


Op een avond was er vergadering in het bos en natuurlijk werden deze drie ook verondersteld om daarbij aanwezig te zijn. Ze hadden daar niet zo veel zin in, maar ze gingen toch. Maar alleen omdat ze wisten dat er zo’n lekkere koekjes werden geserveerd. Gans met haar twaalf kuikens had ze deze keer gemaakt en ze waren echt yummie. Alle dieren zaten bij elkaar bij de dikke eik en Uil zette zijn bril recht en probeerde te lezen wat Sprinkhaan had geschreven. Dat lukte wonder boven wonder best goed, want er was meer licht dan anders. De grote lichtbol stond heel groot aan de normalerwijze donkere hemel en die zorgde ervoor dat je kon zien waar je liep zonder over de boomstronken te struikelen. Soms was hij er niet, die lichtbol. Dan speelde ze zeker verstoppertje of zo. Soms was er maar een klein streepje te zien, alsof ze wilde zeggen: ‘Joehoe, hier ben ik!’ De ene keer leek het aan de linkerkant te zitten en dan ging ze zich verstoppen, en dan kwam ze aan de rechterkant weer te voorschijn. In het begin hadden de dieren niet door dat er een patroon in zat; dat het vaker op dezelfde manier verliep met die lichtbol. Maar toen had Boskat eens goed opgelet en gemerkt dat er telkens ongeveer 7 dagen tussen de verschijningen van de lichtbol in zat. Vanaf toen hielden ze altijd een vergadering als de lichtbol zich helemaal liet zien.


‘…dus het wordt tijd dat we beer wakker maken’, eindigde Uil zijn verhaal. De elfen hadden geen idee waar Uil het over had gehad. De eerste elf had aan het begin snel wat koekjes gepakt voor zichzelf. De andere twee hadden met gebarentaal (een hoop gezwaai en zo) dat hij er ook voor hen moest pakken, maar het had even geduurd voordat de gauwdief het in de gaten had. En toen ze eenmaal allemaal vier koekje hadden, waren ze te druk geweest met de chocolade eruit te plukken (dat was het lekkerste van het hele koekje vonden ze) om op te merken waar dat hele verhaal van Uil nou over ging.


‘Dan was dit de vergadering’, zei Uil luid en hij sloeg met een stokje op de tak waar hij op zat. Dat maakte nauwelijks geluid, dus hij deed het nog maar eens. Na drie keer gaf hij de moed maar op. De elf die altijd in zijn neus peuterde keek naar boven naar de lichtbol. Hij vond het altijd zo mooi om ernaar te kijken. Hij kreeg er kriebels van in zijn buikje. Hij was eens benieuwd of die lichtbol naar beneden kon vallen. Hij zou het Uil vragen, die was zo ontzettend slim dat je er bijna akelig van werd.
‘Eh…ik heb nog een vraag’, zei hij met volle mond. Alle dieren draaiden zich om en staarden hem boos aan.  Uil zuchtte hoorbaar. ‘Ja, wat is er dan?’, vroeg hij argwanend. De elf keek omhoog en wees met zijn vinger (met je-weet-wel eraan) naar boven.  Uil keek met een vies gezicht naar de vinger. De andere dieren hadden het ook gezien en zochten dekking voordat hij het aan hen zou afvegen. ‘Zou die lichtbol daar boven op ons kunnen vallen?’ vroeg de elf. Er ontstond geroezemoes onder het publiek. Er werd steeds harder gepraat en een aantal dieren begonnen te schreeuwen en bukten zich snel. ‘Rustig, rustig, geen paniek!’, riep Uil hard terwijl hij kwaad naar de elf keek omdat hij deze commotie veroorzaakt had.
‘Nee, die kan niet vallen’, zei hij een beetje ongeduldig en ging verder met zijn spulletjes bij elkaar te pakken.
‘O’, zei de elf. ‘Hoe weet je dat eigenlijk zo zeker?’ Uil keek op van zijn werkzaamheden en keek de elf strak aan. ‘Anders was ze allang een keer naar beneden gevallen tijdens een zware storm’.  Ja daar zat wel wat in, dacht elf. De andere dieren werden ongedurig. Ze wilden naar huis. Toch was de elf niet tevreden. Hij vond het maar niks dat ze de bol aan de hemel lichtbol moesten noemen, terwijl deze bol soms helemaal niet te zien was, en soms maar een klein beetje waardoor ze eigenlijk nauwelijks licht gaf.  ‘Maar…weet je dan misschien hoe de lichtbol heet?’  

‘Ja’, zei Uil kortaf, ‘ze heet Lichtbol’.
‘Maar soms is er niet eens en geeft ze dus geen eens licht! Waarom heet ze dan toch zo? Ik vind dat we een naam moeten bedenken.’
Uil keek naar de menigte die verveeld voor zich uit keken en zaten te zuchten en te steunen. Ze hadden een hekel aan de elfen en zeker aan de vragensteller.  ‘Dat doen we dan wel de volgende keer’, zei Uil daarom.
‘Waarom nu niet?’, vroeg de elf. De andere elfen draaiden nu zelfs met hun ogen. Daar had je hem weer hoor.
‘Omdat nu iedereen naar huis wil’, zei Uil. ‘Zelfs de andere elfen willen gaan zo te zien. Dus tsjoep tsjoep, naar huis toe!’
‘Maar…het is toch niet eerlijk dat ik lichtbol moet zeggen tegen een bol die er niet altijd is en dus ook niet altijd licht geeft als het donker is?’, ging de elf dapper verder.

Uil hield zijn adem in. Nog even en hij zou dat ventje iets aandoen. Hij voelde zichzelf rood worden. En nog roder. Hij voelde de woede omhoog borrelen. O jee, het zag ernaar uit dat hij een uilebal ging opgeven, zo woest was hij. Maar dat mocht niet gebeuren. Niet waar iedereen bij was. De schaamte! Hij slikte een paar keer en koos eieren voor zijn geld.
‘Nou goed dan, wie vind er dat de elf gelijk heeft?’ Uil keek rond naar alle andere dieren. ‘Niemand? Vroeg hij  snel. ‘Goed dan zijn we het erover eens dat de bol aan de hemel lichtbol blijft heten’.
‘Niet zo snel’. Daar was Rinkel de vos.  ‘Ik vind wel dat de elf een punt heeft. Die lichtbol hangt daar maar. Soms is ze te zien, dan weer niet, soms is er licht, maar meestal niet. Volgens mij geeft ze nog niet eens zelf dat licht!’.
Een kreet van opwinding en nog meer kreten van afschuw stegen op uit het publiek. Vos had gelijk, ging het rond.  Elf keek tevreden toe. Zo. Eindelijk zouden ze naar hem luisteren. Hij had zijn laatste koekje op en wilde net zijn mond opendoen toen Rinkel een twijgje tussen de tanden van elf duwde en hem daar de mond mee snoerde.


‘Luister’, zei Rinkel. ‘Ik ken een liedje, en ook weer niet’. Iedereen keek elkaar vreemd aan. Wat was dit nou weer? Hij kende een liedje, maar toch niet? Wat was dat voor een flauwekul. ‘Ik ken een liedje’ ging Rinkel verder, 'maar het is niet af. Het is een liedje met een leuk melodietje en het gaat over de lichtbol. Ik mis alleen een paar regels. Dus als jullie me willen helpen, dan komen we er vast wel samen uit. Het gaat zo:
Mijn naam is Rinkel
En ik heb een winkel
Niet de winkel van Sinkel
Maar de winkel van Rinkel
En als je daar loopt met een hinkel
En iets omgooit dan gaat het van rinkeldekinkel….
en dan moet je betalen'.
Vol ongeloof wachtte de menigte af. Dit kon het toch niet al zijn? ‘Wat moeten we daar nu mee?’ vroeg Uil. 'Dat heeft helemaal niets te maken met de lichtbol'. Er klonken instemmende geluiden. ‘Ja, een naam hebben we nodig. Een naam voor de lichtbol die geen lichtbol is.’
Elf keek rond en dacht na. Een naam…een naam voor lichtbol.
‘Een naam!’ werd er geroepen. ‘Ja, een naam hebben we nodig. Nahaam, nahaam, nahaam’, riepen ze in koor. Uil pakte een stuk schors dat van de boom was afgevallen en een inktzwam. Hij drukte net zo lang op het hoedje van de zwam totdat de inkt vanzelf door het steeltje naar buiten kwam en schreef in prachtige letters het woord
naam
Hij tuurde ernaar en bekeek het woord van alle kanten. Vanuit het niets begon het te waaien en het stuk schors vloog weg, recht in de armen van de snotjes-elf. Deze keek eens goed naar het woord en zijn ogen begonnen te stralen.
‘Ik weet het!’ riep hij uit. We draaien de eerste en de laatste letter van het woord naam om. Dan krijg je het woord Maan. Dat is een mooie naam voor de lichtbol.'
Het woord maan gonsde. Iedereen scheen het een paar keer hardop te moeten zeggen.
'Mahaan, mahaan, mahaan', riepen de konijnenkinderen nu in koor. Een heel groot koor wel te verstaan. Steeds meer dieren riepen mee. Zelfs Uil wilde bijna mee doen, maar bedacht zich nog net. Elf zei het woord zelf ook een paar keer hardop. Hmmm. Het klonk nog niet eens zo heel erg verkeerd. Triomfantelijk keek de elf rond.
‘De naam voor de lichtbol is vanaf nu Maan’. En zo kwam de maan aan haar naam.

Einde
P.s. Voor het recept van de chocolade koekjes klik je hier. ;-)
P.s.s. Niet eerst in je neus peuteren, alsjeblieft. ☺
P.s.s.s. de tekening van de vos is gemaakt door http://hennepe.jouwweb.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten